Karate is een Japanse zelfverdedigingskunde zonder wapens.
Het is een zeer complete sportbeoefening, gebaseerd op snelkracht, uithouding, coördinatie en beweeglijkheid, en waarbij het ganse lichaam gebruikt wordt.
Oorspronkelijk, en vertrekkende van zijn Chinese achtergrond, is karate (= ‘ledige hand’) een pure zelfverdedigingsmethode.
Je kan karate als ‘sport’ beoefenen, waarbij je bijvoorbeeld zoveel mogelijk ‘punten’ bij je tegenstander probeert te ‘scoren’ en/of zo
goed mogelijk aanvallen probeert af te weren
(Zie ook ‘Karate’ ).
Traditionele karate echter, vertrekt van het besef dat zelfverdediging eigenlijk betekent dat men ‘in gevecht’ zit, en dus ‘in gevaar‘ is, waardoor volgende aspecten erg belangrijk worden.
Discipline
‘Gevecht’ oefenen kan gevaarlijk zijn. Zomaar ‘je gang gaan’ kan niet.
Er moeten duidelijke afspraken gemaakt worden en men moet er zich aan houden.
Zoniet brengt men niet alleen anderen in gevaar, maar ook zichzelf.
Inzet
Zelfverdediging vraagt VEEL oefening. Waarom? Om de eenvoudige reden dat in een gevaarsituatie men
niet de tijd heeft om eens rustig na te denken
over wat men juist moet doen. Bekwaamheid tot zelfverdediging moet automatisch zijn, en juist.
En dat kan enkel na zeer veel oefenen.
Zonder inzet lukt dat niet.
Moed
Zelfverdediging oefenen vraagt moed, veel moed.
Je lichaam heeft eigenlijk niet veel zin om zich ‘in gevaar’ te brengen.
De vrees voor pijn of kwetsuur kan soms erg groot zijn, en dat moet je aankunnen. Enige moed kan dit opvangen.
Beheersing
Dan kan je, na hard en veel trainen, uiteindelijk wat zelfverdediging; en dan?
Je bekwaamheid is plots een soort ‘wapen’ geworden, en dat kan je niet zomaar te pas en te onpas gebruiken.
Beheersing is dus essentieel.
Respect
Elkeen wil gerespecteerd worden, en goede zelfverdediging dwingt respect af.
Binnen traditionele karate-beoefening groeit dus wederzijds respect en hoffelijkheid, en etiquette formaliseert dit.
Alertheid & Focus
In elke sport zijn alertheid en focus belangrijk, maar zeker in gevechtskunde.
Het aanvoelen en voorzien van een ‘probleem’ (alertheid) en het gericht scherpstellen (focus) van al uw aandacht en vaardigheden
op een ‘conflict’ zijn essentieel in zelfverdediging en moeten dus getraind en ontwikkeld worden.
Traditionele karate beschouwt deze bekwaamheden als fundamenteel voor zelfverdedigingskunde, en besteedt er dan ook alle aandacht aan. Men heeft het daarbij over martiale waarden.
Typisch aan de Oosterse en zeker aan de Japanse cultuur is het koppelen van een groei in een fysieke kunde aan een mentale groei. Denk hierbij maar aan kalligrafie of bloemschikken.
De Japanse traditionele manier van karate beoefenen focust daarom niet alleen op zelfverdediging, maar ook op de invloed die het heeft op de persoonlijkheid, het karakter van de beoefenaar. Men spreekt dan over ‘Karate-Do‘ of bu-do, zijnde de weg van de krijger.
Het traditioneel beoefenen van karate leidt naast het ontwikkelen van fysieke bekwaamheid tot vorming van karakter en gedrag en tot mentale wijsheid. Het wordt omschreven als het bewandelen van een Do (=weg), een levensweg. En deze ‘weg van de krijger’ loopt langs verschillende stadia.
Stadium één is een gevecht winnen door het uitschakelen van de tegenstander.
Stadium twee is winnen door minder kracht te gebruiken, zodat een zwakkere een sterkere tegenstander kan overheersen.
Stadium drie is het winnen zonder de tegenstander te kwetsen.
Stadium vier is een gevecht winnen zonder het aan te gaan of door het volledig te vermijden of voorkomen.
Het eindpunt ligt bij het ’tot vrede komen’, het zoeken en bereiken van de harmonie tussen de mensen onderling en in zichzelf.
Uiteindelijk gaat het bij Karate-Do dus niet om de objectieve fysieke prestatie, zijnde het winnen van het gevecht, maar om de weg die wordt afgelegd in de ontwikkeling van de fysieke en mentale persoonlijkheid.
Gichin Funakoshi algemeen beschouwd als de grondlegger van de Japanse karate-beoefening, stelde dit erg duidelijk: “Het uiteindelijk doel van Karate is geen nederlaag of overwinning, maar de verbetering van het karakter van de beoefenaar.”
Bewuste zelfverdediging vertrekt van het besef dat het lichaam ‘in gevaar’ is. Het zich bewust zijn van die werkelijkheid en van de gevaren van een gevecht wordt omschreven als martiaal, en dit vereist niet enkel het ontwikkelen van martiale bekwaamheden (zie hiervoor), maar ook een attitude.
De beoefenaar moet zich steeds bewust zijn van het mogelijke gevaar dat verbonden is aan het uitvoeren van gevechtstechnieken en moet de bekwaamheid, beheersing en discipline hebben om dit potentieel gevaar altijd en volledig onder controle te houden.
Deze gedragscode verlangt van de karateka, kort samengevat, het streven naar de ontwikkeling van de persoonlijkheid vertrekkende van zelfkennis (nederigheid), het respecteren van de waarheid (eerlijkheid), de bereidheid tot inspanning (inzet en moed), het naleven van de etiquette (hoffelijkheid en respect) en de beheersing van zijn kunde (zelfcontrole).
Traditionele karate-leerscholen vertalen dit in hun dojo-kun, zijnde ‘regels van beoefening’. (Zie ook ‘JKA‘)
Martiale vaardigheden of waarden als discipline, inzet, moed, beheersing, respect, alertheid en focus, zijn karakteriële competenties die essentieel zijn voor goede zelfverdediging, reden waarom traditionele karate er sterk de nadruk op legt.
Maar hun impact beperkt zich niet tot zelfverdeldiging. Ook in de dagelijkse en normale sociale omgang komen ze maar al te goed van pas.